Hoi, Christiaan hier. In de Chrononauten delen Edwin en ik onze gedachten over historische verschuivingen, maatschappelijke denkramen en toekomstscenario’s.
Goed nieuws.
Zoals jullie weten roepen we al jaren, tegen eenieder die ons wil aanhoren, dat de digitale sfeer niet langer moet worden gereguleerd als een markt maar als een openbaarheid. Welnu, het lijkt erop dat we hierin een bondgenoot hebben. En niet de minste.
De WRR (de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid) heeft twee weken geleden een rapport gepubliceerd getiteld ‘Aandacht voor media. Naar nieuwe waarborgen voor hun democratische functies.’ Je kan het hier downloaden. In dit rapport beschrijven ze de digitale sfeer als een ‘publieke ruimte’, a.k.a. openbaarheid.
Goed nieuws dus, denken wij. Hopelijk verschuift hierdoor het kader waarin wordt nagedacht over het Internet en alles en iedereen wat daaraan verbonden is. Deze week daarom een verkenning van de overeenkomsten en verschillen die ons, op eerste gezicht, opvielen met ons eigen denkraam. Deze notitie licht in lijn met onze vorige notitie: de toekomst van burgerschap.
Publieke Ruimte vs. Openbaarheid
Volgens de opstellers van het WRR-rapport moet je de media zien als ‘publieke ruimte’, een term die nauw verwant is aan ‘openbaarheid’. Dat is de term die wij hanteren. Openbaarheid is een directe vertaling van het begrip Öffentlichkeit van Jürgen Habermas, waar ook het WRR-rapport veel naar verwijst.
Maar, hoewel wij de term misschien wat letterlijker hebben overgenomen, zitten de opstellers van het WRR-rapport dichter op het denken van Habermas dan wij. Zijn denken was voor ons slechts één van de ingrediënten.
We hebben ook voor de term openbaarheid gekozen omdat Edwin, als getraind architect, bij publieke ruimte te veel moest denken aan de fysieke publieke ruimte. En bij ‘publiek domein’, een term die we in het begin ook weleens gebruikten, moesten we te denken aan creatief materiaal dat niet beschermd wordt door eigendomsrechten. Maar dat terzijde.
Volgens het rapport, en in lijn met het gedachtegoed van Habermas, kan je de democratische rol van de publieke ruimte in drie functies beschrijven:
De informatiefunctie voorziet burgers van informatie over wat zich in de samenleving afspeelt.
De controlefunctie stelt burgers en andere partijen in staat om geïnformeerd de macht te controleren.
De forumfunctie biedt burgers duiding en discussie.
Vervolgens concludeert het rapport, terecht, dat elk van deze functies onder druk staat door allerhande digitale ontwikkelingen, zoals mediaplatformen met reclame als verdienmodel. De hieruit voortkomende gedecentraliseerde aandachtseconomie ondermijnt zowel het verdienmodel als de legitimiteit van de journalistiek en versnippert het actualiteitsbeeld van gebruikers.
Deze conclusies zijn uiteraard niet nieuw. Wat wel nieuw is, is dat het WRR-rapport oproept tot nieuw te formuleren mediabeleid, dat alle beschikbare wet- en regelgeving moet aangrijpen om de bovenstaande democratische functies te beschermen. Volgens de WRR is overheidsinterventie zelfs noodzakelijk..
Op zich zijn we het hier helemaal mee eens. Ook zijn we blij dat de WRR de belangen van de democratie als normerend kader neerzet i.p.v. die van de markt (denk Silicon Valley) of die van de staat (denk China). Hier braken we immers nog een lans voor in onze vorige nieuwsbrief: De toekomst van burgerschap.
Toch loont het om ook de verschillen te benoemen met ons denken.
Het grootste verschil is, volgens mij, dat de WRR de publieke ruimte lijkt te zien als een platform waarop de relatie tussen burgers en staat zich vormt. Terwijl wij, aanvullend, de openbaarheid zien als de ruimte waarin gemeenschap wordt geproduceerd. Niet alleen een politieke gemeenschap, met de staat als middelpunt, maar ook een culturele gemeenschap, waar juist de relaties tussen burgers onderling belangrijk zijn.
In een openbaarheid ontstaat een gedeeld gevoel van behoren en lotsbestemming. In een gemedieerde openbaarheid (zoals online) gebeurt dit zelfs tussen mensen die elkaar niet persoonlijk kennen. Normen, waarden, mens- en wereldbeelden worden in een openbaarheid uitgelijnd. Zodoende ontstaan allerlei nieuwe instituties en rolpatronen en worden oudere herbevestigd of ontkracht.
Deze aanvulling is belangrijk omdat de democratie meer is dan een formeel machtssysteem van kiezers en gekozenen. Zo’n systeem kan alleen functioneren als het gebaseerd is op een democratische cultuur. Formele maatschappelijke instituties en rolpatronen worden ondersteund door ontelbare informele instituties en rolpatronen, die ons alledaagse gedrag en onze gezamenlijke waarden op elkaar afstemmen.
En deze cultuur wordt, grotendeels, geproduceerd in een openbaarheid. Een openbaarheid waarin het zwaartepunt nu dus verschuift van gedrukte media naar online media, die hele andere regels en logica’s volgen.
Dat de onlinesfeer functioneert als een plek waar niet alleen feitelijke informatie wordt gedeeld, maar ook een plek is waar normen, waarden en een gevoel van behoren worden geproduceerd, zien we terug in de sociale bewegingen (me too, stop the steal, BLM, etc) en ‘bergculturen’ die online opkomen en weer verwateren.
Bergculturen verwijzen naar plekken (van oudsher de bergen) waar mensen naartoe vluchten om te ontsnappen aan de ‘verstikkende’ norm. De culturen die daar ontstaan zijn vaak anti-norm. Ze spiegelen zich op een negatieve manier aan de cultuur in ‘de vallei’.
Het internet zit vol hoeken en gaten die functioneren als een openbaarheid voor de productie van dit soort anti-normerende cultuurtjes. Cultuurtjes die, zoals de onlangs overleden James C. Scott stelde, barbaric by design zijn. Bevolkt door mensen die zich bewust afkeren van de dominante norm, van de civilisatie. En die verwildering als een badge of honour omarmen. Met alle gevolgen van dien voor de democratische mainstream.

Of, om James C. Scott te quoten (uit zijn studie met de veelzeggende titel The Art of Not Being Governed: An Anarchist History of Upland Southeast Asia):
All identities, without exception, have been socially constructed: the Han, the Burman, the American, the Danish, all of them. (…) To the degree that the identity is stigmatized by the larger state or society, it is likely to become for many a resistant and defiant identity. Here invented identities combine with self-making of a heroic kind, in which such identifications become a badge of honor.
Het idee dat ‘alle identiteiten, zonder uitzondering, sociale constructen zijn’ is beroemd beschreven in de klassieker Imagined Communities, van Benedict Anderson. In dit boek beschrijft hij hoe nationale identiteiten in de 19de eeuw werden geconstrueerd door de opkomende krantenmedia.
Kortom, de openbaarheid is vooral een plek waar gemeenschap en behoren worden geproduceerd. In de 19de eeuw gebeurde dit door journalistieke waarheidsvinding en opinie. In de hedendaagse onlinesfeer wordt dit aangevuld door burgers die onderling converseren, publiceren en distribueren binnen de logica van de huidige aandachtseconomie. Met o.a. online bergcultuurtjes tot gevolg.
Deze online productie van anti-norm bergcultuurtjes is een signaal dat de productie van een gedeelde culture mainstream hapert. Als je de openbaarheid/publieke ruimte wil reguleren moet je hier rekenschap van geven. Je moet dus verder kijken dan online waarheidsvinding. Je moet ook kijken naar de online productie van gedeelde normen en waarden, de instituties en rolpatronen die deze borgen en het sociaal vertrouwen dat hieruit voortkomt.
Al is het alleen maar omdat journalistieke informatie zowel wordt geproduceerd, gedistribueerd als geduid door de lens van onze gevoelens, waarden en mens- en wereldbeelden.
Als je de democratie wil verdiepen en weerbaarder wil maken dat wil je, onzes inziens, dat in een openbaarheid een culturele humuslaag groeit van democratische basiswaarden, waarop subculturele verschillen voor een enigszins beheerste mate van epistemologische, esthetische, ideologische, mystieke, wetenschappelijke en technologische dynamiek zorgen. Met andere woorden: Het mag er best wild aan toe gaan, in de samenleving, maar liever niet genocidaal, om maar iets te noemen.
Uiteindelijk gaat het dus om sociaal en maatschappelijk vertrouwen. En dat is juist datgene wat wordt geproduceerd in een openbaarheid. Onze samenleving is immens complex en niemand heeft alle informatie op een rijtje. Je moet je dus kunnen verlaten op je gemeenschap en op haar instituties. Dit vertrouwen zit een laag dieper dan transparante waarheidsvinding, wat uiteraard ook heel belangrijk is.
Het zit in behoren. In gemeenschap. In een gedeelde cultuur. In weten dat je medeburgers het beste met je voor hebben, ook als je de dingen niet snapt of als ze fouten maken. Democratie is een cultuur van vertrouwen. Gebaseerd op de acceptatie dat je het met elkaar moet doen.
Het WRR-rapport is dus een goede stap voorwaarts, maar willen we van de digitale sfeer een echte veerkrachtige democratische openbaarheid maken, een motor van vertrouwen, dan moeten we de democratie niet alleen zien als formeel systeem, maar ook als een informele cultuur.
En als we dit doen dan opent zich ook een dieper transitiebeeld, namelijk die van een cultuur gebaseerd op het geschreven woord naar een cultuur gebaseerd op het geactiveerde woord. Onze instituties en rolpatronen moeten zich aanpassen aan een nieuwe informatielogica. Zodat een nieuw sociaal vertrouwen ontstaat. En, we hebben het al vaker gezegd, wij denken dat een gezonde digitale openbaarheid (het internet van morgen) hiervoor de sleutel is.
Het denkkader moet dus breder, dieper. Je denkkader informeert immers je design criteria die weer je maatregelen informeren. Een halfbakken begrip leidt doorgaans tot een halfbakken resultaat.
Wat zonde zou zijn.
De toekomst is van ons allemaal.
❤️
Christiaan