Beste allemaal,
In de Chrononauten schrijven we veel over twee fenomenen: de Romantisering van ons mens- en wereldbeeld en hoe een nieuwe informatietechnologie, de computer, onze samenleving herstructureert.
Of vertaald naar ons eigen historisch-futuristische vocabulaire: de opkomst van de Homo Romanticus en de impact van het Geactiveerde Woord. Hoewel het op het eerste gezicht misschien niet evident is hoe deze twee in elkaar grijpen, zijn ze op een heel fundamenteel niveau met elkaar verbonden. Namelijk in het idee van de werkelijkheid als simulatie. Hoe en waarom dit zo is zal ik hieronder proberen wat duidelijker te maken.
Simulatie als Schepping
Over het algemeen zullen mensen de term simulatie associëren met een modelwerkelijkheid die de echte werkelijkheid nabootst. Denk aan computermodellen die het weer of de economie simuleren in een poging voorspellingen te doen, of computergames waarin men zich onderdompelt in drie-dimensionale werelden.
Maar de essentie van een simulatie is niet enkel in het (zo realistisch mogelijk) nabootsen van iets bestaands. In een simulatie kan je ook juist zaken verkennen die buiten de werkelijkheid staan of situaties testen die zouden kunnen gebeuren. Simulaties zijn vooral experimentele ruimtes waar elke denkbare realiteit onderzocht kan worden. En in deze zin zijn de gesimuleerde realiteiten die geconstrueerd worden expressies van waar de simulatie-bouwers geïnteresseerd in zijn.
Of het nu de toekomst van het klimaat, het trainen voor je vliegbrevet, of het belichamen van een ander gender is. De simulatie is hiervoor het perfecte medium. Het is een arena waar je veilig alternatieve werkelijkheden kan onderzoeken. Echter het onderzoeken van alternatieve gesimuleerde werkelijkheden is niet onschuldig. Want wat je in zo’n simulatie leert kan overlopen in je persoonlijke werkelijkheid en de maatschappij waarin we met z’n allen samenleven.
Wat dit betreft is de simulatie verwant aan het spel. Immers, wanneer iets een spel is schort je de regels en conventies van de reguliere werkelijkheid even op en omarm je nieuwe spelregels waarin tijdelijk een andere realiteit met bijbehorende rollen en omgangsvormen normaal worden. Totdat het spel eindigt. Maar ook hier, het spel is niet onschuldig.
Larpers (Live action role players) hebben het bijvoorbeeld over het fenomeen bleed. Waarbij de scheidslijn tussen de aangenomen rol en de eigen identiteit vervaagt. Gevoelens of identiteit van de speler kunnen onderdeel worden van het gespeelde karakter, maar ook vice versa.

Het idee van de simulatie heeft dus twee kanten. Het kan begrepen worden als een vehikel waarmee we de realiteit onderzoeken door haar na te bootsen en het is een vehikel om alternatieve realiteiten te onderzoeken door ze te construeren.
Maar misschien kan je het zelfs nog radicaler stellen wellicht vloeit onze realiteit wel voort uit een simulatie. Het idee van de simulatie speelt namelijk een cruciale rol in hoe we denken over de realiteit zelf.
Technomystiek: het universum als simulatie
De meest radicale versie van het simulatie-idee is dat de gehele werkelijkheid, alles wat we waarnemen met wetenschappelijke apparatuur en onze zintuigen, en zelfs onze eigen ervaringen en bewustzijn, allemaal onderdeel zijn van een simulatie die draait in een hogere orde realiteit dan de onze.
Deze zogenaamde simulation hypothesis wordt aanhangen door een aantal natuurkundigen en het is een populaire notie bij de digitale elite van Silicon Valley. Het schijnt zelfs dat er twee tech-miljardairs zijn die in het geheim natuurkundigen hebben ingehuurd om te onderzoeken hoe we uit de simulatie waarin we zouden leven kunnen ontsnappen (zie dit artikel in The Guardian).
Als je denkt, dit lijkt verdacht veel op The Matrix dan heb je niet ongelijk. Maar het idee van de werkelijkheid als illusie heeft veel diepere filosofische en spirituele roots. Veel mystieke tradities hangen het idee aan dat de tastbare wereld zelf niet de echte werkelijkheid is maar dat er een waarachtigere werkelijkheid buiten het bereik van de menselijke ervaring bestaat.
Zo bestaat er in de gnostische traditie het idee van de demiurg, wat ‘maker’ of ‘ambachtsman’ betekend in het oude Grieks. Deze demiurg is niet simpelweg een ander term voor God. De demiurg maakte onze fysieke ervaarde wereld namelijk als een weerspiegeling van de Godelijke realiteit die buiten onze ervaarde realiteit bestaat. God en het Godelijk bestaat in deze kosmologie dus per definitie buiten de fysieke realiteit.
Waar tech-billionairs met de hulp van natuurkundigen pogen te ontsnappen uit de gesimuleerde werkelijkheid zo proberen veel mystieke tradities, zoals de gnostici, contact te maken met een hogere realiteit via de persoonlijke binnenwereld. Door middel van contemplatie, meditatie en trance probeerde ze via hun eigen bewustzijn te ontsnappen aan de ketenen van de vleselijke bestaan en toegang tot het Goddelijke te krijgen.
Wat de techies en de mystici in dit geval dus met elkaar gemeen hebben is dat ze beiden geloven dat we in een simulatie van iets of iemand leven die buiten onze werkelijkheid staat.

De Digitale Schepping
Het technomystieke idee van de werkelijkheid als simulatie klinkt misschien behoorlijk out there, maar is eigenlijk helemaal niet zo raar als je naar de beginselen van de moderne westerse filosofie kijkt.
Om het even kort door de bocht te schetsen. Descartes (01596-01650) splitst met zijn filosofische methode de werkelijkheid in een buiten- en binnenwereld, lichaam en geest, waarin de zintuigen niet te vertrouwen zijn als het om een objectieve representatie van de buitenwereld aankomt. Het enige waarop we kunnen vertrouwen is volgens hem onze geest en rede. Hiervan weten we tenminste wel zeker dat die zonder twijfel echt bestaan. Om Descartes te parafraseren: ik denk dus ik moet er wel zijn.
Met rationele methodes zoals logica en wiskunde konden we volgens Descartes met meer zekerheid dingen over de werkelijkheid zeggen. In navolging van Descartes gingen de Verlichtingsfilosofen dan ook op zoek naar de universele rationele taal van de schepping. Toen een van het, namelijk Leibniz (01646-01716), de regels voor binaire calculus formuleerde meende hij dat hij de taal van het universum, van de schepping zelf gevonden had.

Met slechts twee symbolen, een nul en een, licht en donker, aan en uit, kon alles berekend en alles gezegd worden. Zelfs de werkelijkheid zelf. Zo zou God alles uit niks geschapen hebben. Geen demiurg, geen illusie, geen hogere werkelijkheid. De werkelijkheid zelf was een rekenend ruim, een Rechnender Raum, zoals computerbouwer Konrad Zuse (01910-01995) het later zou noemen. Maar tegelijkertijd ook een simulatie, of meerdere simulaties.
Leibniz’ 0’en 1’en werden de universele taal waarop alle universele machines vandaag draaien. De universele machine. Zo noemde Alan Turing de machine die we nu een computer noemen en die hij in de jaren dertig van de vorige eeuw op papier had uitdacht.
Een universele machine kan in theorie alle machines zijn, zelfs het menselijk brein, en de werkelijkheid zelf, mochten we die in wiskundige termen weten te vatten. Het is zelfs zo dat je in een echte universele machine ook weer virtuele universele machines moet kunnen draaien (iets wat computerwetenschappers Turing completeness noemen). En wat voor tech-nerds dan dus de vraag oproept ‘zou de simulatie waarin we leven ook weer kunnen draaien in een andere simulatie? En in welke laag leven we dan?’
De universele machine betekende dat je met wiskunde heel ander soort dingen kon gaan doen dan wiskundigen tot dan toe deden.
Wiskunde ging in de eerste helft van twintigste eeuw vooral over abstracte wiskundige problemen en fundamentele natuurkunde. Het gereedschap was een krijtje en een groot schoolbord en logisch nadenken. Toen John von Neumann in de jaren veertig in de een kelder van het Institute for Advanced Study van Princeton met een stel ingenieurs een enorme ‘rekenmachine’ ging bouwen werd daar enorm op neergekeken.
Deze nieuwe garde wilde een nieuw soort meer toegepaste wiskunde doen. Wiskunde die brute rekenkracht nodig had om dat sommige aspecten van de realiteit nu eenmaal niet reduceerbaar zijn tot een elegante formule op een schoolbord.
Een van de eerste klussen van deze computer moest doen was het voorspellen van hoe thermonucleaire explosies zich ontvouwen. De financiering voor deze computer, de MANIAC, kwam dan ook uit het Manhattan project dat de atoombom ontwikkelde.
Toen de Tweede wereldoorlog voorbij was kwam hier ook andere toepassingen bij, zoals het weer of biologische processen voorspellen. Of het modelleren van stedelijke ontwikkeling of economisch dynamiek. Of zelfs de draagkracht van de planeet doorrekenen zoals de Club van Rome deed voor het Grenzen aan de groei rapport van 01972.

Hoe kleiner en toegankelijker computers werden hoe meer simulaties niet enkel serieuze zaken dienden, maar hoe meer ze ook gereedschap voor persoonlijke expressie, experiment en spel werden.
Een vroeg voorbeeld is hoe in de jaren ‘60 de PDP-1 op universiteiten z’n intrede deed. Een computer waar je je halve kantoor voor moest opofferen en waar computernerds de eerste echte computergame voor schreven: Spacewar. Het spel verspreide zich snel en was een enorme hit op de Amerikaanse univeriteitscampussen waar menigtes in de rij stonden om het spel te mogen spelen. Mensen hadden zoiets nog nooit op een computer gezien en het toonde hoe de interactie tussen mens en computer gestalte zou kunnen krijgen.
Zo ook Stewart Brand, die begin in 01972 voor Rolling Stone een reportage schreef over een computerlab waar het spel gespeeld werd en hij de toekomst zag. Hij schreef:
Spacewar, if anyone cared to notice, was a flawless crystal ball of things to come in computer science and use.
Romantische scheppingsmachines
De nerds die Spacewar maakten, behoren tot de eerste hackers. Ze gebruikten computertechnologie niet op de voorgeschreven manier, maar als speeltuin voor wat ze zelf interessant vonden om te maken en te onderzoeken. Waar de hackers eerste enkel op de universiteit toegang hebben tot computers wordt electronica en computerchips in de loop van de jaren ‘70 klein en goedkoop genoeg dat allerlei hackers de computers gaan bouwen die ze zelf willen hebben.
In de handen de hippie generatie wordt de computer een platform voor zelfexpressie, ontplooien en avontuur.
Een van deze hippies is Steven Jobs. En hij bedacht een term voor waar hij met Apple aan bouwde. Hij wilde de eerste ‘personal computer’ maken. In tegenstelling tot de computers als bureaucratisch machines waarmee overheden en grote bedrijven macht centraliseerden, moest de computer die hij samen mede-oprichter Steve Wozniak bouwde het individu bevrijden. Apple presenteerde de Macintosh dan ook als een ‘bicyle for the mind’ en nodigde creatieve rebellen uit om de computer te omarmen als scheppingsgereedschap.
Steve Jobs’ reframing (en branding) van de universele machine van veredelde rekenmachine tot creatieve scheppingstool deed me denken aan hoe een van de grondleggers van de Romantiek, Johann Gottlieb Fichte (01762-01814) het rationele gedachtengoed van Descartes interpreteerde. Fichte trok Descartes’ focus op de menselijke geest als bron van waarheidsvinding verder en radicaler door.
Voor Descartes was de geest intellectueel gereedschap om de buitenwereld rationeel mee te onderzoeken. Maar volgens Fichte gaf dit geen antwoord op de vragen die leven in onze binnenwereld. Zoals: Hoe moet ik leven? Wie ben ik? Wat wil ik?
Het antwoord op die vraag ligt niet buiten jezelf, maar in jezelf.
Kennis van de wetten van de natuur geven hoogstens antwoord op de vraag: hoe moet ik datgene doen wat ik wil doen? Maar wat je wil doen, dat kan alleen jij bepalen, door naar binnen te kijken en te luisteren. Kennis en ratio waren volgens Fichte slechts gereedschap voor wilskracht en verbeeldingskracht.
Fichte ging nog een stapje verder en verklaarde dat de objectieve wereld een gedicht was dat werd gedroomd in zijn innerlijke leven. En dat gold niet alleen voor hem, maar voor iedereen. Volgens Fichte bezat ieder mens een innerlijke droom, een innerlijke vonk, een innerlijke geest. Een geest die beperkt wordt door het lichaam maar die in essentie vrij is. Het enige wat de geest heeft is de vrije wil. Daarmee kan hij keuzes maken, en zijn leven authentiek vormgeven.
Op deze manier ontspruiten de simulaties waarin we leven dus aan onze persoonlijke binnenwereld en kunnen we deze gestalte geven, of scheppen, zolang we maar goed kunnen luisteren naar onszelf. Onze realiteit dus als iets maakbaars waar we zelf het centrum van zijn.
Op latere leeftijd realiseerde Fichte zich wel dat hij dit alles alleen kon bedenken omdat hij voortbouwde op de taal en gedachten van anderen. Het was dus niet alleen het individu maar ook de culturele groep die het leven vormgaf, die authentiek en soeverein was. Samenvallen met jezelf kon volgens Fichte dus alleen als je kon samenvallen met je groep.
Samen met anderen schep je een collectieve simulatie, oftewel je creëert cultuur. Normen, waardes, spelregels en symbolen die sociaal gedrag coördineren en die jou en je groep een identiteit geven. Collectieve simulaties die enerzijds spel kunnen zijn en tijdelijk bestaan of anderzijds bloedserieus zijn en de sociale instituties van onze samenleving zijn.
Fichte zet cultuur neer als iets maakbaars, iets dat voortvloeit uit iets essentieels in onze binnenwereld, in plaats van een grotendeels onbewust sociaal-evolutionair proces. Een gedachtegang die in vruchtbare bodem valt in een tijd dat oude feodale instituties eroderen en de natiestaten opkomen.
Worldbuilding the World
In de loop van de negentiende eeuw komende er allerlei nieuwe ideeën op over hoe culturen te smeden en samenlevingen te ordenen. Iets wat zich uit in de opkomst van een grote diversiteit aan ‘ismen’: communisme, socialisme, anarchisme, fascisme, futurisme, modernisme, nationalisme, etc.
De grondleggers van all deze ismen waren eindelijk worldbuilders en speculatieve makers avant la lettre. Het waren filosofen, architecten, schrijvers en politieke avonturiers die de ismen vormgaven en daarmee elkaar inspireerden. Gevoed door wat er mis was in de huidige samenleving en hoe een toekomstige nieuwe samenleving gebaseerd op andere ideeën beter zou kunnen zijn.

Veel van de ismen die hun wortels in de negentiende en de vooroorlogse twintigste eeuw hebben fuseren op allerlei manieren Rationaliteit en Romantiek en nemen de vorm aan van een totalitaire maatschappelijke ordening die de uitdrukking is van een authentieke volksaard of een existentiële klassenstrijd .

Een tweede fase in het construeren van alternatieve vormen van samenleven en worldbuilden zou je kunnen in herkennen in de opkomst van jeugd- en subculturen na de Tweede Wereldoorlog.
In de westerse wereld groeien de na-oorlogse economieën en welvaart snel en ontstaat er een wereld van overvloed. Veel westerse jeugd heeft vrije tijd en zakgeld en vind daarmee de tijd en ruimte om zich los te maken van de krampachtige maatschappelijke mores van hun zuil, religie of anderszins en gaan op zoek naar wie ze willen zijn.
Deze zoektocht krijgt gestalte in een tegencultuur die de afgelopen decennia vele uitingen heeft gekregen. Rock ‘n Roll, Hippies, Provo’s en later ook Punkers, Skaters, Hiphoppers, Ravers, Gabbers, etc. Deze lijst met subculturen is uiteraard eindeloos en evolueert constant, en is vooral verweven de periode van adolescentie tot jongvolwassenheid waarin jongeren uit pogen te vogelen wie ze zijn.
Anders dan de ismen bestaan subculturen over het algemeen naast de mainstream, de hoofdcultuur. Ze hebben niet de ambitie totalitair te zijn, eerder het tegenovergesteld. Als een subcultuur te mainstream gaat wordt ze voor veel oorspronkelijke leden juist minder aantrekkelijk omdat hun gemeenschap eigenheid en intimiteit verliest. Waardoor er in de marge weer nieuwe culturele uitingsvormen worden ontwikkeld ad infinitum.
Een ‘derde’ wereld?
In 01984, hetzelfde jaar waarin Apple hun iconische Macintosh op de markt bracht, publiceerde sciencefictionschrijver William Gibson zijn boek Neuromancer waarin hij speculeerde over een nieuw medium, een driedimensionale digitale ruimte waar iedereen op de planeet zich op aan kon sluiten, hij noemde het cyberspace.
Cyberspace: A consensual hallucination experienced daily by billions of legitimate operators, in every nation, by children being taught mathematical concepts...A graphical representation of data abstracted from the banks of every computer in the human system. Unthinkable complexity. Lines of light ranged in the non-space of the mind, clusters and constellations of data. Like city lights, receding...
Gibson’s idee voor cyberspace ontsproot aan zijn fascinatie voor hoe jongeren in de video arcades helemaal opgingen in de computergames die speelden, alsof ze wilden verdwijnen in die wereld achter het scherm. En hoe technologie steeds kleiner en persoonlijker werd en we onszelf er op konden aansluiten. Denk aan hoe je met je Walkman de realiteit kon voorzien van je eigen persoonlijke soundtrack.
Hoewel nu, veertig jaar later, cyberspace ons wellicht wat retro-futuristisch in de oren klinkt. Leven we vandaag in een wereld waar het internet niet meer weg te denken is, waar kunstmatige intelligentie tekstuele, visuele en auditieve realiteiten genereert. En waar bedrijven miljarden investeren in een infrastructuur waarmee ze een multiversum aan gesimuleerde realiteiten hopen te creëren.
Denk aan hoe Mark Zuckerberg het Facebook moederbedrijf een nieuwe naam gaf, Meta, en vol inzet op het bouwen van de Metaverse (nog zo’n neologisme uit de sciencefiction literatuur). Of denk aan hoe Elon Musk met zijn bedrijf Neuralink bouwt aan brein-computer-interface die onze binnenwereld direct verbindt de gesimuleerde realiteiten in de computer (zie in het filmpje hieronder de eerste menselijk proefpersoon met een hersenimplantaat van Neuralink).
Waneer we deze ontwikkeling doortrekken naar toekomst suggereert dit dat het dualisme van lichaam en geest, en de categorieën: buiten- en binnenwereld steeds minder goed onze belevingswereld vatten. De computer als simulatie medium suggereert de opkomst van een derde wereld of sfeer die ontstaat naast onze buiten- en binnenwereld en er tegelijk ook intiem mee verweven is.
Helaas stop de gedachtentrein deze week hier!
In een volgende editie hoop ik te kunnen verkennen hoe de bovenstaande gedachten wellicht een nieuwe laag aan het World Tree Model kunnen toevoegen.
Fijn weekend en tot de volgende keer,
🖖 Edwin
Mooie gedachtengang, Edwin! Wat het meest duidelijk een simulatie is, is de politieke wereld waarin we leven, met zijn economische, legale en sociale eigenschappen. Die zijn allen gebaseerd op het wereldbeeld van de homo economicus, om jullie termen te gebruiken. Deze collectieve illusie wordt alleen in stand gehouden doordat we er allemaal in geloven, door het geloof dus. Deze simulatie zouden we kunnen vervangen door een andere, die beter met mens en planeet omgaat, zonder dat er feitelijk (materieel) veel hoeft te veranderen in de wereld.
Tegelijk hebben we als mens ook een biologische werkelijkheid waar we niet onderuit komen: we moeten eten, poepen en plassen, en we moeten ook met elkaar's biologische werkelijkheid omgaan: voor onze kinderen en zieke en zwakkere soortgenoten zorgen. De mens is wat dat betreft tweeledig. Uiteindelijk putten we uit ons levende lichaam de energie die we nodig hebben voor de simulatie - in the Matrix doet de computer dat, door onze lichamen als batterijen te gebruiken. Deze tweeledigheid zou ik niet veronachtzamen terwijl je onderzoek doet naar het universum als simulatie.
Tenslotte is het universum inderdaad een collectieve simulatie, en in mijn eigen academisch onderzoek probeer ik te doorgronden hoe deze simulatie tot stand komt, omdat ik vind dat we, de mensheid, hem nodig moeten veranderen. Het geloof speelt daarbij helaas nog een enorme rol - wij denken vaak van onszelf dat we van het geloof af zijn, maar niets is minder waar - en ook de drang naar consensus met de groep. Pas wanneer er een tegen-hegemonische consensus begint te ontstaan kunnen we van ons huidige, planeet-verslindende en mens-onterende systeem af.